De wereld om ons heen is in rap tempo gedigitaliseerd. Platen werden cd´s. En kochten we die cd´s voorheen nog in de winkel, tegenwoordig zijn ze vrijwel alleen nog via websites te koop áls ze al te koop zijn – want muziek direct digitaal downloaden is nóg eenvoudiger. Een energiecontract regelen? Online. Producten vergelijken? Online. Een afspraak maken bij de gemeente? Online.
Logisch dus dat ook het onderwijs steeds vaker gebruik maakt van digitale leermiddelen. Docenten, managers, leerlingen, ouders, het ministerie van OCW – iedereen heeft er belangstelling voor. En toch. Waarom is het aandeel digitale leermiddelen in het primair en voortgezet onderwijs nu ongeveer 25% terwijl de ambitie 50% was? En hoe bereiken we die doelstelling dan wél?
Onderzoek naar digitale leermiddelen
Iedereen is het er wel over eens – digitale leermiddelen helpen docenten om hun leerlingen beter te monitoren, te coachen en les te geven in een bij hen passende leerstijl. Bovendien helpt het lessen te verduidelijken en het werk te organiseren, waardoor de werkdruk wordt verlaagd en er meer tijd overblijft voor leerlingen (en de kerntaak van het onderwijs: lesgeven). Er gebeurt dan ook van alles in het onderwijs. Maar gaan de ontwikkelingen snel genoeg?
Het SLO, het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, deed onderzoek naar het gebruik van digitale leermiddelen in het primair en voortgezet onderwijs. De organisatie definieerde digitaal lesmateriaal daarbij als ‘lesmateriaal dat digitaal is verkregen en kan bestaan uit tekst, illustraties, geluid, video en simulaties voor het bereiken van een leerdoel’. Door managers en docenten veertien vragen te stellen, bracht het SLO de stand van zaken rondom het gebruik van digitale leermiddelen in kaart. Conclusie? We gaan vooruit. Maar niet snel genoeg.
De huidige situatie
De situatie in het primair onderwijs is vrijwel gelijk aan die in het voortgezet onderwijs. In beide gevallen bestaat grofweg 25% van alle gebruikte leermiddelen uit digitale materialen. Ook de bron van de digitale leermiddelen ontloopt elkaar nauwelijks. Zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs geven docenten aan dat ze vooral digitaal lesmateriaal gebruiken dat standaard bij de gebruikte lesmethoden wordt geleverd. Het kan dan gaan om methodegebonden software, interactieve oefenprogramma’s, filmpjes en digitale tekstbestanden zoals PDF- en Word-bestanden.
Opvallend is dat docenten in het primair onderwijs meer verschillende bronnen gebruiken. Denk aan SchoolTV, Teleblik en onderwijssites als Kennisnet en Digischool. Docenten in het voortgezet onderwijs maken of bewerken dan ook vaker zelf hun digitale lesmaterialen. Dat betekent vrijwel automatisch dat digitale leermiddelen in het voortgezet onderwijs dus gevarieerder zijn – al blijven ook daar leermiddelen als simulaties, games en interactieve websites nog steeds vrijwel ongebruikt. Internet wordt wel door vrijwel iedere docent gebruikt als informatiebron en communicatiemiddel, zeker in het voortgezet onderwijs.
Afspraken over het gebruik
In Nederland besluiten docenten zelf welke leermiddelen ze inzetten, ook als het gaat om digitale leermiddelen. Zeker in het voortgezet onderwijs zijn er dan ook nauwelijks afspraken gemaakt over het gebruik, al geven managers wel aan het gebruik te stimuleren. Die stimulans neemt zelfs toe. In 2011 gaf 64% van de leidinggevenden in het voortgezet onderwijs aan het gebruik van digitale leermiddelen te stimuleren. In 2014 is dit percentage gestegen naar 70%.
Vrijwel iedereen in het onderwijs is het er over eens dat digitale leermiddelen aantrekkelijker voor leerlingen zijn, dat ze meer variatie in leeractiviteiten bieden en dat zeker de combinatie van papieren en digitale leermiddelen een bijzonder krachtige is. Of het nu aan een leerkracht in het primair onderwijs wordt gevraagd of een manager in het voortgezet onderwijs, iedereen vindt dat ongeveer de helft van de leermiddelen over 5 jaar digitaal moet zijn. Helaas wringt daar nog wel een schoen. Zowel docenten als managers roepen dat namelijk al jaren. We hadden nu al op 50% moeten zitten als we ze 5 jaar geleden hadden geloofd. De realiteit leert echter dat het aandeel digitale leermiddelen slechts 2 tot 3% per jaar stijgt. Een gestage groei dus, dat wel. Maar een langzame. Langzamer dan iedereen blijkbaar zou willen.
Waarom niet sneller?
Ongeveer een kwart van de leermiddelen bestaat uit digitaal lesmateriaal, terwijl we wilden dat het nu de helft zou zijn – een wens die ook voor de toekomst blijft bestaan. Waarom gaat dat niet sneller? De oorzaak is gedeeltelijk te vinden in huiver voor radicale verandering in het onderwijs. Ongeveer de helft van alle managers en docenten denkt dat ICT het onderwijs stap voor stap zal veranderen en verbeteren. Ruim een derde is bovendien van mening dat de school het bestaande onderwijsconcept zal behouden, maar daar waar mogelijk ICT zal inpassen. ICT zal het onderwijs dus niet radicaal, maar geleidelijk veranderen.
Bovendien lijken er nog barrières te bestaan voor het verder doorvoeren van digitale onderwijsmogelijkheden. Om het gebruik van digitale leermiddelen te vergroten, zijn bijvoorbeeld meer computers op scholen nodig en moeten er minder vaak technische problemen zijn. En al vinden docenten het zelf niet, managers op scholen geven ook aan dat er nog best wat aan de kennis en vaardigheden van docenten kan worden gesleuteld. Bovendien moeten er volgens hen kwalitatief betere en meer betaalbare leermiddelen beschikbaar komen.
Wat is ervoor nodig?
Geleidelijke verandering, meer kwaliteit, betaalbare oplossingen en scholing van docenten. Als dát de voorwaarden zijn voor een snellere toename van het aandeel digitale leermiddelen, dan bieden online leeromgevingen zonder meer uitkomst. Bedrijven als itslearning zijn al jaren gespecialiseerd in de toepassing van digitaal lesmateriaal en leerplatformen – in Nederland, maar ook buiten onze landsgrenzen. Een online leeromgeving als die van itslearning vormt de centrale basis waarmee leerlingen, docenten, ouders en managers kunnen communiceren en kennis en materialen digitaal kunnen uitwisselen. Docenten kunnen getraind worden in het gebruik ervan, technische problemen zijn nihil door de innovaties die jarenlang in het leerplatform zijn doorgevoerd, het gebruik kan geleidelijk worden opgevoerd – en een leerplatform als dat van itslearning is bovendien uitstekend betaalbaar. De manier dus om over 5 jaar het huidige kwart wél te hebben verdubbeld naar de helft?